Hard bewijs?
Luchtje aan inzet undercover en sporen op sportbroekje
Van de elf bewijzen die de Almelose rechtbank aanwees in het vonnis tegen brandstichter De V. (35), springen er twee in het oog: zijn bekentenis tegen een undercoveragent en vuurwerksporen op z’n rode sportbroekje. Aan beiden lijkt een luchtje te zitten. Hoe hard is hard?
Handelt de technische recherche volgens de regels van de kunst, als ze op 19 juni 2000 een sportbroek van De V. in beslag neemt? De Enschedeër probeert die dag zijn auto in brand te steken en wordt gepakt. Zijn gehavende rode broekje wordt afgepakt; de recherche wil checken of De V. bij die brandstichtingspoging bijvoorbeeld benzine heeft gesprenkeld en gemorst.
Hoe is met dat broekje omgesprongen? Conform de voorgeschreven werkwijze, stelt een agent in een strak proces verbaal. De rechercheurs J. Paalman en C. de Roy van Zuydewijn van het Tolteam dat de vuurwerkramp onderzoekt, stellen in hun notitie van mei 2001, dat deze krant bezit, wat anders. Volgens hen kreeg hun team het kledingstuk aangereikt in een simpel plastic tasje, van supermarkt C1000. Een agent, die met naam wordt genoemd, zou De V.’s broekje hebben aangetrokken, het zou van hand tot hand onder collega’s zijn gegaan en pas toen zijn veilig gesteld. ‘Wat heeft er in de plastic C1000-tas gezeten?’, vragen de dissidente speurders.
Uit onderzoek, tot in de VS, blijkt dat er minieme vuurwerksporen op de broek zitten. Niet van een paasshow op Kreta, zoals De V. zegt of door een joint waarvan het vloeitje in het broekje is gesmeuld, zoals hij in een verhoor verklaart, maar van evenementenvuurwerk.
Na een vergelijking met kleding van rampslachtoffers wordt geconcludeerd dat De V. op nog geen honderd meter van ontploffend vuurwerk moet hebben gestaan. Sporen op kledij van slachtoffers en op De V.’s broekje ‘matchen’.
Voor die conclusie heeft de - ontkennende - De V. tot nu toe geen verklaring gegeven. Paalman en De Roy van Zuydewijn hebben wel een idee: misschien is De V. die middag op dievenpad in het rampgebied geweest. ‘Gezien zijn verleden’, staat in hun notitie.
Met hun schets over het broekje in het C1000-tasje levert het duo De V.’s advocaat A. Moszkowicz munitie. Al voor de Almelose rechtbank heeft de strafpleiter kritiek op het overdragen van De V.’s kleding van de ene politiedienst naar de andere. Dat zal de raadsman nu, in hoger beroep en met deze kennis, nog feller doen.
Undercover
Moszkowicz neemt ook een tweede ‘hard’ bewijsmiddel onder vuur: De V.’s bekentenis tegen undercoveragent A1046. In de bajes van Maastricht zou die getrainde nep-gedetineerde De V.’s vertrouwen hebben gewonnen - in een ‘spel’ van aantrekken en afstoten. Uiteindelijk zou de Enschedeër tegen hem de brandstichting op de rampzaterdag in mei hebben bekend.
Ook hier horen wat kanttekeningen. Schimmig is hoe het ‘verkeer’ tussen de agent, die uit veiligheidsoogpunt geen recorder of zendertje gebruikte, en het Tolteam verliep. A1046 zou via-via aan een teamleider hebben gemeld dat-ie meer tijd nodig had om De V.’s woordenbrei - warrig en onsamenhangend - te duiden en correct te citeren. Raar; een bekentenis is toch een bekentenis?
Opvallend is ook de woordkeuze die de nep-gevangene aan de vermeende brandstichter toeschrijft. Volgens A1046 zegt De V. dat-ie wil volhouden dat hij die hele middag ‘bij het zwembad’ is geweest, doelend op Het Rutbeek. Geen Tukker zal de recreatieplas bij Usselo ‘zwembad’ noemen. Opnieuw: raar.
Portugees
Er speelt ook een principieel punt. Mag een verdachte door een vermomde agent achter tralies worden gehoord, zonder dat-ie dat weet? Ja, vonden de rechtbanken van Almelo (De V.) en Amsterdam (moordzaak Van O., waarin het slachtoffer nooit is gevonden) eerder.
Nee, zei de rechtbank in Zwolle half februari, in de Kamper ‘balkonmoord’. Tegen een Portugese verdachte was een landgenoot als undercoveragent ingezet. De buitenlandse Kampenaar bekende tegenover hem, terwijl hij volgens de rechters in een ‘precaire situatie’ zat. Zwolle vond dat ‘misleiding’ en noemde gesprekken tussen agent en verdachte een verhoor.
‘De kentering is ingetreden’, zei Moszkowicz pal na dat vonnis. Volgens hem is de methode, in De V.’s zaak goedgekeurd door de top van het Openbaar Ministerie, strijdig met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De Arnhemse raadsheren moeten een daad stellen, vindt de advocaat. Zij kunnen als eerste Gerechtshof de inzet van ‘infiltranten’, zoals Moszkowicz de agenten steevast noemt, afwijzen. ‘Dit overstijgt de zaak van mijn cliënt.’