Het (on)benul van vuurwerk en het oorzakelijk verband

Dat de S.E. Fireworksdirecteuren R.J. Bakker en W. Pater (mede)schuldig zijn aan de vuurwerkramp, zoals justitie stelt, wordt door hun advocaten fel bestreden. Verwonderlijk is dat niet, want van de zeven beschuldigingen aan hun adres ligt de aantijging ‘brand en dood door schuld’ het meest gevoelig - vooral emotioneel.

De advocaten J.P. Plasman (Bakker) en G. Meijers (Pater) hebben in hun pleidooien dan ook veel aandacht besteed aan dit onderdeel van de dagvaarding. De raadslieden vinden dat de directeuren vanuit hun opleiding en ervaring niet op de hoogte hadden kunnen zijn van de gevaren van het door hen gebruikte vuurwerk en de wijze van opslag.

Meijers: ‘Het is apert onredelijk om van Pater te eisen dat hij het inzicht en de deskundigheid had moeten hebben die zo overduidelijk bij de gemeente en Milan (onderdeel van defensie-red) aanwezig hadden moeten zijn, maar ontbraken’.

Plasman: ‘Bakker wist niet van het feit dat het opgeslagen vuurwerk zwaarder was dan de klasse die het label (op de dozen-red) aangaf’.

Op het label stond de lichtste gevarenklasse. ‘Dat was tot 13 mei 2000 geen gevaarlijk vuurwerk. Nu weten we beter. Maar tot 13 mei 2000 wist niemand dat en zij die het wellicht wel wisten of hadden moeten weten, hielden hun mond’, aldus Plasman.

Zeker, Bakker en Pater volgden een cursus. Maar in die cursus ging het vooral om het veilig afsteken van vuurwerk, niet om de indeling in gevarenklasse, stellen de raadslieden.

Plasman en Meijers verwijzen in dit verband graag naar de Almelose rechtbank die hun cliënten vrijsprak van (mede)schuld aan de ramp met 22 doden, 1000 gewonden en een verwoeste wijk. Het was de rechtbank die immers op 2 april vorig jaar concludeerde dat er eigenlijk niemand in Nederland, ook controlerende instanties niet, ‘enig benul’ had van de gevarenklasse voor grote hoeveelheden opgeslagen vuurwerk.

Afgezien hiervan is het bijna drie jaar na dato nog altijd onduidelijk wat aan het ‘eerste vlammetje’ bij S.E. Fireworks vooraf ging. De advocaten menen, beter gezegd, dat aanklager A.C.M. Welschen het oorzakelijke verband tussen de vermeende slechte bedrijfsvoering, het eerste vlammetje, de brand en de explosies niet heeft kunnen aantonen. ‘Het is wel degelijk noodzakelijk om te weten hoe het allemaal is begonnen. Als op 13 mei 2000 een idioot bommen in een losse mortierpijp is gaan afsteken, bommen die door een deur kunnen, dan is een ramp met geen enkele beveiliging te voorkomen geweest’, aldus Plasman.

Meijers: ‘Bij vaststelling van feiten in een strafzaak is een grote mate van zekerheid vereist. Het hoe en waarom van de brand is ook in hoger beroep niet duidelijk geworden. Er bestaat grote twijfel of De V. inderdaad de brand heeft gesticht en, zo ja, of hij dit wel alleen heeft gedaan. De zaak S.E. Fireworks is een zaak die niet wil rusten. Te vrezen valt dat ook met de uitspraken van het hof, hoe ze ook uitvallen, geen einde komt aan de vele theorieën en speculaties over de ramp’.

Plasman vindt dat het hoger beroep alleen maar er toe heeft geleid dat ‘er meer vragen zijn bijgekomen’. Dat is volgens hem de belangrijkste reden om het hoger beroep te ‘betreuren’. En: ‘Het Openbaar Ministerie verlangt van uw hof dat u Bakker een ramp in de schoenen schuift op basis van hypotheses en waarschijnlijkheden. De aanklager gaf een onjuiste voorstelling van zaken’.

Beide advocaten hebben forse kritiek op het giga-onderzoek van politie en justitie naar het drama van 13 mei 2000. Plasman verwijst daarbij naar de kritiek van de twee ‘dissidente’ rechercheurs Paalman en De Roy van Zuydewijn op het werk van hun collega’s. ‘Hun belangrijkste kritiekpunten staan keihard overeind’.

Meijers spreekt over een ‘opeenstapeling van resultaatgericht redeneren, methodologische blunders, oncontroleerbaar en selectief gebruik van onderzoeksmateriaal en het inbrengen van te bewijzen veronderstellingen als feiten’.

Volgende week kunnen de aanklager en advocaten op elkaar betogen reageren en hebben Bakker en Pater het laatste woord. De uitspraken, ook tegen De V., zijn op 12 mei.